Proces
Het dashboard is een gespreksinstrument, het proces moet daar op ingericht zijn
In drie regio’s (RGA, SGE en Holland Rijnland) zijn bestuurders betrokken geweest bij het maken van de modellen en het interpreteren van de resultaten. Maar in de meeste regio’s is het dashboard vooral op de werkvloer toegepast. Daarbij zaten ook niet in alle gevallen alle overheden/stakeholders aan tafel. Dit was een logische stap aan het begin van het werken met het dashboard, om het instrument uit te proberen. Inmiddels is duidelijk dat het dashboard veel bij kan dragen aan de discussie over verstedelijking in een regio. Na eerste toepassing in de woondealregio's is nu het moment om het instrument structureler te gaan inzetten in het (bestuurlijke) gesprek. Om het dashboard goed als een gespreksinstrument te laten functioneren, moet het proces moet daar ook wel op ingericht zijn. In veel regio’s is er tot nu toe weinig tot geen ruimte geweest om uitkomsten, zowel ambtelijk als bestuurlijk, met elkaar te bespreken. Die ruimte zou veel meer gemaakt moeten worden. Het dashboard leent zich er ook goed voor om op meerdere momenten in een proces ingezet te worden. Daarbij is het belangrijk om altijd goed te blijven uitleggen dat het een instrument is om opties te vergelijken en de functionaliteiten en beperkingen goed toe te lichten. Daarnaast helpt het om de bestuurders en hun voorkeuren te betrekken in het opstellen van de modellen: hun opinie dient in minstens één van de modellen vertegenwoordigd te zien. Hier ligt ook een taak voor de regionale ambtenaren aan tafel, zij moeten hun bestuurder op de juiste wijze betrekken.
Output
Resultaten altijd inclusief deskundige interpretatie en duiding voor bestuurders
Bij de eerste runs is de interpretatieslag en de bijbehorende rapportage niet meegenomen in de opdracht. Maar zonder deze interpretatie, het gesprek over de resultaten met de regio (inclusief bestuurders) en de implicaties ervan voor het regionale beleidstraject heeft een dashboardrun niet heel veel betekenis. Het is dus belangrijk om de duiding en interpretatie van de resultaten onderdeel te laten zijn van iedere regionale toepassing van het instrument. Een technische en deskundige blik is daarvoor nodig. Idealiter wordt de duiding en interpretatie daarom gedaan door degene dit het dashboard coördineert en ontwikkelt, in samenwerking met de ontwerper van de modellen en de beheerder van het instrument. Om ook bestuurders goed te kunnen betrekken is het nodig om de resultaten en het gesprek daarover af te stemmen op deze doelgroep. Dat betekent op hoofdlijnen, met een duidelijke positionering en met een helder (en niet te complex) totaal overzicht met voor- en nadelen per variant. Er is dus onderscheid nodig tussen de technische en complete resultaten met uitgebreide uitleg per indicator die er nu per regio liggen, en de resultaten op hoofdlijnen voor bestuurders.
Organisatie
Coördinatie, beheer en ontwikkeling eenduidig, toegankelijk en open source
Er is steeds meer vraag naar het dashboard. Daardoor stijgt de behoefte aan verbetering van de coördinatie, beheer en ontwikkeling rondom het dashboard. Tot nu toe is het instrument in stapjes toegepast en doorontwikkeld. Het ontwikkelen van de database, uitvoeren van de runs, de verslaglegging en de doorontwikkeling van indicatoren is bij verschillende partijen uitgezet. Dit leidt o.a. tot de vraag waar het eigenaarschap van het dashboard ligt. Idealiter functioneert het dashboard als een open source tool die in principe door iedereen te gebruiken is en waarbij aanvullingen gecoördineerd en gevalideerd plaatsvinden, bijvoorbeeld via modules. BZK is verantwoordelijk voor het beheer en de coördinatie van het totaal, of kan dit uitbesteden aan een onafhankelijke derde partij zonder direct belang. Daarbij is het belangrijk dat er meer eenduidigheid komt in de wijze van toepassen van het instrument. En dat het daarnaast beter toegankelijker wordt, en de kwaliteit en betrouwbaarheid toenemen. Dat vraagt om expertise en capaciteit, maar ook om aanbestedingsmogelijkheden die voor continuïteit kunnen zorgen. Een onafhankelijke coördinator, beheerder en ontwikkelaar zou zorg kunnen dragen voor zowel de doorontwikkeling, als de uitvoering en de interpretatie van de resultaten. Deze partij moet goed kunnen opereren in het bestuurlijk en regionale gesprek, kunnen omgaan met integrale afwegingen, en een breed netwerk en expertise hebben op het gebied van GISdata, cartografie en rekenmodellen.
Toepassing
Toepassen op het juiste schaalniveau: het regionale daily urban system
Het dashboard werkt het beste als het op het juiste schaalniveau wordt toegepast. Een hele provincie, zoals Zuid-Holland, is eigenlijk te groot. Het is dan niet meer mogelijk om met alle partijen in gesprek te gaan over de uitkomsten. Natuurlijk biedt het de provincie en het Rijk wel inzichten, maar om gezamenlijk met de gemeenten in een regio tot een strategie te komen is het niet de ideale schaal. Het schaalniveau van een regio met ca 10-20 gemeenten werkt dan veel beter, zoals in de regio Holland Rijnland, SGE, MRU of RGA. Dit is het gebied dat de dagelijkse leefomgeving van veel van de inwoners beslaat: het ‘daily system’. Op dit regionale schaalniveau werkt de woningmarkt, arbeidsmarkt en markt van voorzieningen. Het geeft minder inzicht in ‘non-daily systems’: minder frequente bezoeken (werkgerelateerd of in vrije tijd) zoals de zakelijke relaties tussen regio’s of het gebruik maken van onderwijs, zorg en culturele voorzieningen op bovenregionaal niveau. Belangrijk is dus om bij de toepassing ook dit schaalniveau te gebruiken. De schaal van een gemeente of zelfs een gebiedsontwikkeling is daarvoor dan weer te klein. Het huidige dashboard is ontworpen om op regionale schaal een integrale afweging te kunnen maken over locatiekeuze van verstedelijking.
Instrument
Koers bepalen voor de doorontwikkeling: breder, meer specifiek of met ander doel?
Er bestaan inmiddels verschillende ideeën over de mogelijkheden voor toepassing en doorontwikkeling van het Dashboard Verstedelijking. Belangrijk is om daar de komende maanden het gesprek over te voeren en koers te bepalen voor de toekomst. Regio’s zitten op dit moment nog midden in het ontwikkelen van hun verstedelijkingsstrategie. Daarin kan het dashboard in de huidige vorm, eventueel met aanvullende indicatoren, goed ondersteunen in het maken van regionale keuzes door verstedelijkingsmodellen met elkaar te vergelijken. Interessant om te onderzoeken is of het dashboard in aangepaste vorm zou kunnen ‘meegroeien’ met de processen die nu lopen. Kan het instrument ook ondersteunen bij de volgende stap, waarbij preciezer naar het programmeren van locaties wordt gekeken. Bijvoorbeeld in de regio Utrecht, waar nu de keuze is gemaakt voor de ‘Grote U’, is men nu bezig met de vraag: wat programmeren we waar, wat en hoeveel? Het dashboard zou daarin (waarschijnlijk in een aangepaste vorm) ook een rol kunnen spelen. Het zou kunnen betekenen dat er hierdoor twee duidelijke varianten van het systeem komen. Het huidige (en verder doorontwikkelde) dashboard dat verschillende verstedelijkingsmodellen met elkaar vergelijkt. En een variant daarop dat meer is gericht op het zoekproces naar slimme adaptieve paden en concrete samenhangen in de ruimtelijke keuzes en daarbij behorende investeringen. Daarbij is de randvoorwaarde dat de input ook gedetailleerder wordt aangeleverd. Er is daarnaast ook interesse voor een bredere toepassing van het Dashboard Verstedelijking in bijvoorbeeld Omgevingsvisies op lokaal en regionaal niveau. Met de regio’s Zuid-Kennemerland en HollandRijnland zijn hier ook gesprekken over geweest. Het dashboard biedt kansen om (ook) door te ontwikkelen als afwegingsinstrument bij het opstellen van omgevingsbeleid: voor zowel het maken van varianten als een evaluatie achteraf. Het vraagt dan om een nog bredere afweging en meer diverse en gedetailleerdere input (bijvoorbeeld door ook de plannen van bijvoorbeeld de regionale energiestrategieën toe te voegen). De vraag is echter of dit wel de richting is die het instrument op zou moeten bewegen, of dat het zich beter kan (blijven) richten en doorontwikkelen op de driehoek wonen-werken-mobiliteit. Ook in die vorm kan het een belangrijke bijdrage leveren aan omgevingsvisies
Indicatoren
Blijven ontwikkelen van en reflecteren op de indicatoren, ook interdepartementaal
In de afgelopen twee jaar is een aantal indicatoren verbeterd. Ook is er onderzoek gedaan naar aanvullende indicatoren o.a. voor klimaatadaptatie en energietransitie. In bijlage 1 is een overzicht te vinden van mogelijke vervolgstappen en verbeterpunten per (nieuwe) indicator. Hieruit komt o.a. naar voren dat er tot nu toe nog data ontbreekt over werkgelegenheid en kennis over de ruimtevraag voor de nieuwe economie. Ook zijn scherpere inzichten en aannames nodig over de koppelingen tussen energietransitie, verstedelijking en mobiliteit. Het dashboard heeft zich tot op heden vooral onder de hoede van de directie Ruimtelijke Ordening bij het ministerie van BZK ontwikkeld. Het dashboard laat zien dat ruimtelijke ordening een bijdrage kan leveren aan grote maatschappelijke opgaven: energietransitie, economische hervormingen, mobiliteitstransitie, etc. Mede daarom is het versterken van interdepartementale betrokkenheid en mogelijk gedeeld eigenaarschap te na te streven een belangrijke vervolgstap. Een goed voorbeeld is de betrokkenheid van de RCE en ONS Landschap bij het nadenken over het verbeteren van de groene indicatoren. Op eenzelfde manier zouden ook andere departementen, afdelingen of diensten kunnen betrekken bij specifieke indicatoren: zoals IenW en RWS bij de indicatoren over mobiliteit of EZK en OCW bij de indicatoren aangaande economie en voorzieningen.
Input
Betere input is noodzakelijk: preciezer, breder – in lijn met gewenste output
Er zijn verschillen in hoe de input van het dashboard tot stand komt. In sommige regio’s is bestaande plancapaciteit gebruikt, in andere hebben ontwerpers capaciteit gegenereerd. Beide hebben voor- en nadelen. Daarbij is de mate van detailniveau van de input (zijn er bijvoorbeeld precieze bouwlocaties ingetekend of zijn het vlekken of stippen) bepalend voor de waarde van de resultaten. Doorontwikkeling van de indicatoren moet samengaan met het nadenken over welk detailniveau en methode van opstellen wenselijk en haalbaar is. Betere input is betere output geldt overigens niet alleen voor de input van de modellen, maar ook voor de data waarop de indicatoren zijn gebaseerd. Als de koers voor doorontwikkeling van het dashboard breder of specifieker wordt of zelfs een ander doel gaat dienen (zie verbeterpunt Instrument) vraagt dat ook andere invoer van plannen en basisdata om de analyses op te verrichten.
Betekenis
Inzichten inzetten om (beleids)discussie over verstedelijking te verrijken
Het dashboard biedt de mogelijkheid om gefundeerd en beter geïnformeerd keuzes te maken. Daarnaast biedt het inzichten over de effecten van verstedelijking die de (beleids)discussie over dit onderwerp verrijken. De maatschappelijke meerwaarde op de lange termijn wordt meer inzichtelijk gemaakt en kan daarom een centralere plek innemen in het discours. Dit kan helpen bij beleidstrajecten van departementen en regionale overheden. Na het toepassen in verschillende regio’s en het op vergelijkbare wijze presenteren van de resultaten zijn er een aantal algemene zaken die opvallen. In bijlage 2 staan deze observaties en inzichten uitgebreid beschreven. Het is belangrijk om opgedane inzichten breed te delen en te bediscussiëren. Dit kan bijvoorbeeld tegelijkertijd met gesprekken tussen departementen, afdelingen of diensten over de doorontwikkeling van indicatoren (zie verbeterpunt Indicatoren).
Meer...
Auteurs Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i.s.m. College van Rijksadviseurs Binnenlandse Zaken
Hans ten Hoeve Peter Louwerse College van Rijksadviseurs Miriam Ram Rosa Stapel
Opmerkingen